Thursday 10 March 2011

Roeien

Aangezien het hier om een rant gaat, moet ik hem ook wel hier vermelden. Maar ook weer te vinden op Veto.


"Zijinstromers komen er vanaf met een minimaal studieprogramma." "Zijinstromers kennen niets van hun nieuwe richting." "Professoren stellen hun niveau bij naar onder omdat de zijinstromers het anders niet aankunnen": het zijn slechts enkele van de ongefundeerde en bekrompen uitspraken van studenten die het vooropgestelde studietraject volgen. Sta mij toe ze achtereenvolgens te ontkrachten.

Dat zijinstromers een korter programma volgen, is inherent aan hun definitie. Anders waren het immers doorstromers. Dat ze links en rechts een irrelevant vakje opnemen en zo moeiteloos een wild card scoren voor de master van hun keuze, is echter te kort door de bocht. Ten eerste is een licht programma in het merendeel van de gevallen manifest onwaar. Godgeleerdheid vraagt 105 studiepunten in plaats van de normale 180, Wijsbegeerte 60, Rechten 88, Wetenschappen doorgaans 60, en ga zo maar door.

Ten tweede werden de vakken in het voorbereidingsprogramma heus niet gekozen om de zijinstromers zo weinig mogelijk van dienst te zijn. Goed, een methodologisch vak ontbreekt vaak, maar mijns inziens hebben de programmadirecteurs daar terecht ingezien dat zijinstromers in hun respectievelijke vooropleidingen ook al wel met heuristiek te maken hebben gehad. Is het absurd te verwachten dat zijinstromers zelf de weg wel vinden naar de bibliotheek, dat ze weten hoe ze moeten omgaan met databanken en dat ze tevoren mogelijk wel eens een paper hebben geschreven? Nee, dat is het niet.

KLEUTERS

Hetgeen vaak vergeten schijnt te worden, is dat zijinstromers geen kleuters zijn die op een mooie dag besluiten een master aan te vatten, wanneer plots - wat nu? - alle leerstof nieuw en onbegrijpelijk blijkt. Hun vooropleiding gaf hen andere kennis, maar bracht hen normaal gezien ook een kritisch houding bij ten opzichte van academische materie, een universele vaardigheid waarmee zij in élke master hun voordeel kunnen doen. Studenten die dergelijke reflectiemogelijkheden ontberen en bijna per ongeluk een bachelordiploma verkrijgen, zijn een uitzondering. Een uitzondering die de doorstromers trouwens in gelijke mate treft als de zijinstromers.

In plaats van een negatieve houding ten opzichte van zijinstromers, zou men beter de voordelen onderzoeken. Die zijn er immers in overvloed. Zijinstromers zijn van nature interdisciplinair en leren doorstromers te kijken buiten het beperkte kader van één richting. Ze leggen nieuwe verbanden en stellen andere vragen door het afwijkende perspectief waarmee ze naar de materie kijken.

Kennisverbreding, zo weten we al sinds de renaissance, is altijd een voordeel. En waar zou men meer terecht het renaissance-ideaal van de universele mens nastreven dan in de veilige haven van kennis die onze universiteit is?